ECLI:NL:CRVB:2019:1153
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WGA-uitkering na toegenomen klachten
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant, die als personeelsfunctionaris werkzaam was en sinds 2011 uitgevallen is door lichamelijke en psychische klachten. Appellant ontving vanaf 2013 een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar zijn WGA-uitkering werd per 5 juni 2016 ingetrokken. Dit besluit werd genomen na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) naar aanleiding van een melding van toegenomen klachten na een auto-ongeluk in 2014.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de bevindingen van de verzekeringsartsen juist zijn en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant had aangevoerd dat het Uwv te lang had gewacht met de herkeuring en dat er onduidelijkheid was over de vastgestelde beperkingen. De Raad oordeelt echter dat de vertraging in de herkeuring niet betekent dat de beoordeling onzorgvuldig was en dat de conclusies van de verzekeringsartsen goed onderbouwd zijn.
De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat er geen aanleiding voor is. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 april 2019.