ECLI:NL:CRVB:2019:1158

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
17/5221 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens onduidelijke woon- en leefsituatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand van appellant, die op 13 januari 2016 was ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag afgewezen omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Dit was het gevolg van de onduidelijke woon- en leefsituatie van appellant, die zijn inlichtingenverplichting had geschonden door onvoldoende duidelijkheid te verschaffen.

Appellant had in zijn aanvraag aangegeven dat hij een zelfstandige huurwoning had en dat er geen andere bewoners op het opgegeven adres ingeschreven stonden. Echter, uit de Basisregistratie Personen bleek dat er nog zes andere personen op hetzelfde adres stonden ingeschreven. Bovendien bleek dat appellant geen huur betaalde voor de woning, die bovendien een kleine driekamerwoning was. Het college heeft appellant op 19 januari 2016 uitgenodigd voor een gesprek op 21 januari 2019 om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woonsituatie, maar appellant is niet op dit gesprek verschenen.

Door niet te verschijnen heeft appellant niet de benodigde duidelijkheid verschaft, waardoor het college het recht op bijstand niet heeft kunnen vaststellen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.5221 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2017, 16/7692 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
Datum uitspraak: 19 maart 2019
Zitting heeft: P.W. van Straalen als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: F.H.R.M. Robbers
Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M. Mos.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijstand van 13 januari 2016. Het college heeft de aanvraag van appellant afgewezen, omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Appellant heeft zijn inlichtingenverplichting geschonden door onvoldoende duidelijkheid te verschaffen over onder andere zijn woon- en leefsituatie.
Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren.
Appellant heeft bij zijn aanvraag gemeld dat hij een zelfstandige huurwoning heeft, dat geen andere bewoners op het opgegeven adres ingeschreven staan en dat de huurovereenkomst op zijn naam staat. In de Basisregistratie Personen stonden echter nog zes andere personen op het door appellant opgegeven adres ingeschreven. Daarnaast bleek het om een kleine driekamerwoning te gaan en bleek dat appellant geen huur betaalde. Het college heeft appellant gelet daarop bij brief van 19 januari 2016 uitgenodigd voor een gesprek op 21 januari 2019 om de nodige duidelijkheid te verschaffen over onder andere zijn woonsituatie. Appellant is niet op het gesprek verschenen. Door niet te verschijnen op het gesprek heeft appellant niet alsnog de benodigde duidelijkheid verschaft over zijn woonsituatie, waardoor het college het recht op bijstand niet heeft kunnen vaststellen. Het college heeft de aanvraag terecht afgewezen. Dit betekent dat de overige gronden geen bespreking meer behoeven. Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) F.H.R.M. Robbers (getekend) P.W. van Straalen
md