ECLI:NL:CRVB:2019:1158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens onduidelijke woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 30 juni 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand van appellant, die op 13 januari 2016 was ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de aanvraag afgewezen omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Dit was het gevolg van de onduidelijke woon- en leefsituatie van appellant, die zijn inlichtingenverplichting had geschonden door onvoldoende duidelijkheid te verschaffen.
Appellant had in zijn aanvraag aangegeven dat hij een zelfstandige huurwoning had en dat er geen andere bewoners op het opgegeven adres ingeschreven stonden. Echter, uit de Basisregistratie Personen bleek dat er nog zes andere personen op hetzelfde adres stonden ingeschreven. Bovendien bleek dat appellant geen huur betaalde voor de woning, die bovendien een kleine driekamerwoning was. Het college heeft appellant op 19 januari 2016 uitgenodigd voor een gesprek op 21 januari 2019 om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woonsituatie, maar appellant is niet op dit gesprek verschenen.
Door niet te verschijnen heeft appellant niet de benodigde duidelijkheid verschaft, waardoor het college het recht op bijstand niet heeft kunnen vaststellen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.