ECLI:NL:CRVB:2019:1162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die vanaf 1 januari 2017 studiefinanciering ontving, werd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap herzien naar de norm voor thuiswonende studenten. Dit besluit volgde na een onderzoek naar zijn woonsituatie, waaruit bleek dat hij niet op zijn basisregistratie personen (brp) adres woonachtig was. De minister vorderde een bedrag van € 416,04 terug en legde een bestuurlijke boete op van € 208,02. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de minister op basis van het rapport van het huisbezoek kon concluderen dat de appellant niet op zijn brp-adres woonde. De appellant voerde aan dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. Echter, de Raad stelde vast dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd en dat de rechtbank de beroepsgronden afdoende had besproken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste registratie van woonadressen voor het ontvangen van studiefinanciering en de gevolgen van onjuiste informatie voor de terugvordering van ontvangen bedragen.