ECLI:NL:CRVB:2019:1190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ziekengeld op basis van de Ziektewet en de geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die zonder werkgever ziekengeld ontvangt op basis van de Ziektewet (ZW). Appellant heeft zich op 25 augustus 2014 ziek gemeld na een verkeersongeval en is door het Uwv in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Na een eerstejaars ZW-beoordeling op 5 augustus 2015, heeft een verzekeringsarts appellant belastbaar geacht met inachtneming van zijn beperkingen. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 25 september 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er een zorgvuldig medisch onderzoek was verricht en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald en verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar het Uwv heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak moet worden gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij zij oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zijn onderbouwd. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies en dat het verzoek om een onafhankelijke deskundige niet wordt ingewilligd. De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van M.A.A. Traousis als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2019.