ECLI:NL:CRVB:2019:1207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden en medische noodzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering voor jonggehandicapten, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na haar verhuizing op 1 mei 2017. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de kosten volgens hen tot de incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en uit eigen middelen moeten worden betaald, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Appellante stelde dat haar verhuizing medisch noodzakelijk was vanwege oogklachten en dat zij niet in staat was om te reserveren voor de kosten door schulden en een BKR-registratie.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging. De Raad overwoog dat bij de beoordeling van de aanvraag eerst moet worden vastgesteld of de kosten zich voordoen, of ze noodzakelijk zijn en of ze voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die haar aanvraag rechtvaardigden. De verklaringen van haar huisarts gaven geen aanleiding om aan te nemen dat de verhuizing op korte termijn noodzakelijk was. Bovendien werd gesteld dat appellante had kunnen reserveren voor de kosten, wat haar verantwoordelijkheid was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.