ECLI:NL:CRVB:2019:1264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van geselecteerde functies en arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die zich op 1 mei 2013 ziek meldde als timmerman, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem een loongerelateerde WGA-uitkering toekende met een arbeidsongeschiktheid van 46%. De appellant stelde dat zijn klachten door het Uwv waren ondergewaardeerd en dat er meer beperkingen vastgesteld moesten worden in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv aan de zorgvuldigheidseisen voldeed en dat de geselecteerde functies passend waren.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn bezwaren, maar de Raad oordeelde dat de gronden van het hoger beroep een herhaling waren van die in eerste aanleg. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de appellant op de datum in geding, 29 april 2015, beperkt was volgens de aangepaste FML van 24 juli 2015. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere bevindingen konden ondermijnen. De geselecteerde functies bleven passend, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.