ECLI:NL:CRVB:2019:1280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een besluit van het Uwv inzake arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 januari 2018, waarin het beroep van betrokkene tegen een eerder besluit van het Uwv werd gegrond verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 13 april 2017 niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was verstreken. Betrokkene had echter aangevoerd dat zij het besluit niet had ontvangen en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De Centrale Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv niet had aangetoond dat het primaire besluit correct was verzonden. De Raad stelde vast dat er geen verzendadministratie was en dat betrokkene foutief was voorgelicht over de bezwaartermijn. De Raad concludeerde dat de overschrijding van de termijn in dit geval verschoonbaar was, omdat betrokkene niet in verzuim was geweest. Het hoger beroep van het Uwv werd verworpen en de rechtbank werd in haar oordeel bevestigd.
Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 1.024,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en de griffier was L. Boersma.