ECLI:NL:CRVB:2019:1296

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
18/4155 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering wegens te lang verblijf in het buitenland zonder acute noodsituatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van een bijstandsuitkering van de appellant, die zich beroept op zeer dringende redenen voor bijstandsverlening, zoals bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet (PW). De appellant was uitgesloten van bijstand vanwege een te lang verblijf in het buitenland van 14 augustus 2017 tot en met 12 september 2017.

De appellant heeft aangevoerd dat zijn gezondheidssituatie hem belette om tijdig naar Nederland terug te keren. Echter, de medische gegevens die zijn overgelegd, wijzen niet op een beletsel om te reizen. Een arts had op 10 augustus 2018 verklaard dat de appellant 28 dagen niet kon werken, maar er was geen bewijs dat hij niet kon reizen. De Raad oordeelt dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een acute noodsituatie die de bijstandsverlening onvermijdelijk maakte.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

18.4155 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, 18/585 PW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 2 april 2019
Zitting hebben: P.W. van Straalen, als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: L. Hagendijk.
Appellant en gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om een intrekking en een terugvordering van bijstand. Niet in geschil is dat appellant in verband met een te lang verblijf in het buitenland was uitgesloten van bijstand in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 12 september 2017. Appellant beroept zich op zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet (PW). Volgens vaste rechtspraak doen zeer dringende redenen zich voor indien sprake is van een acute noodsituatie en de behoeftige omstandigheden waarin betrokkene verkeert niet anders zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Appellant heeft aangevoerd dat zijn gezondheidssituatie aan een tijdige terugkeer naar Nederland in de weg stond. De voorhanden medische gegevens duiden niet op een beletsel om te reizen. Daaruit blijkt slechts dat een arts op 10 augustus 2018 heeft verklaard dat appellant 28 dagen lang niet zou kunnen werken. Dat hij niet kon reizen blijkt daaruit niet. Appellant heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van de door hem gestelde acute noodsituatie. Het beroep op artikel 16 van de PW slaagt daarmee niet.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L. Hagendijk (getekend) P.W. van Straalen