ECLI:NL:CRVB:2019:1316
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten
Op 16 april 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand voor tandheelkundige behandelingen, die door het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen was afgewezen. Appellant had op 5 september 2016 een aanvraag ingediend, omdat hij de kosten van tandheelkundige behandelingen niet kon betalen na het bereiken van het maximale vergoedingsbedrag van zijn zorgverzekering. Het college wees de aanvraag af op basis van de Participatiewet, met de argumentatie dat er geen zeer dringende redenen waren voor bijstandsverlening en dat er een voorliggende voorziening was in de vorm van de Zorgverzekeringswet.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat er sprake was van zeer dringende redenen vanwege een medische situatie die blijvende schade aan zijn gebit zou kunnen veroorzaken. De Raad oordeelde echter dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet leidden tot de conclusie dat er sprake was van een acute noodsituatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht geen bijzondere bijstand had verleend. De kosten waren noodzakelijk, maar de situatie voldeed niet aan de criteria voor het verlenen van bijstand op basis van de hardheidsclausule. De uitspraak werd gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van griffier J.M.M. van Dalen.