ECLI:NL:CRVB:2019:1332

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
18-108 WMO 15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor huishoudelijke ondersteuning op basis van medische adviezen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning ongegrond heeft verklaard. Appellante, geboren in 1972, heeft pijnklachten aan haar rechterschouder en rug en heeft op 30 mei 2016 een aanvraag ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 15 juni 2016 afgewezen, waarna appellante bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard op 27 februari 2017, waarbij het zich baseerde op een medisch advies van B.O. Grunefeld. Dit advies concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat is om het huishouden zelf te doen, mits dit in een rustig tempo en verdeeld over de week gebeurt.

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch advies van Grunefeld als zorgvuldig en betrouwbaar heeft beoordeeld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door haar lichamelijke klachten wel hulp nodig heeft en heeft nieuwe medische stukken overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat deze nieuwe informatie geen aanleiding geeft om het eerdere oordeel te herzien. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat het college zich terecht heeft gebaseerd op het medisch advies van Grunefeld, dat zorgvuldig tot stand is gekomen.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 april 2019.

Uitspraak

18/108 WMO15
Datum uitspraak: 17 april 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
29 november 2017, 17/2207 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I. van Baaren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2019. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1972, heeft pijnklachten aan haar rechterschouder en rug. Ze heeft daarom op 30 mei 2016 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
1.2.
Het college heeft daarop het besluit van 15 juni 2016 genomen. In dat besluit heeft het college de aanvraag afgewezen. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 27 februari 2017 (bestreden besluit). Het college heeft zich gebaseerd op een advies van medisch adviseur B.O. Grunefeld van 17 januari 2017. Volgens de medisch adviseur is aannemelijk dat appellante pijnklachten heeft bij het boven schouderhoogte werken en bij zwaar werk. Ook heeft zij mogelijk ademhalingsklachten. Toch kan appellante het huishouden zelf doen, als zij het in een rustig tempo en verdeeld over de week doet. Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat het medisch advies van Grunefeld zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan het medisch advies. Appellante heeft ook geen medische informatie overgelegd waaruit zou blijken dat zij hulp bij het huishouden nodig heeft.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door haar lichamelijke klachten wel hulp bij het huishouden nodig heeft. Ze heeft medische stukken overgelegd om dit te onderbouwen. Het medisch advies van Grunefeld is volgens appellante niet juist. Appellante heeft erop gewezen dat zij haar klachten heeft na een aanrijding in november 2015 door een auto en een tweede aanrijding toen zij op de scooter zat.
4. De Raad oordeelt het volgende.
4.1.
De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank. Het college mocht zich baseren op het medisch advies van Grunefeld. Dit advies is zorgvuldig tot stand gekomen en er is geen reden om te twijfelen aan het advies. Grunefeld heeft bij het advies betrokken dat appellante in oktober 2016 opnieuw is aangereden. Appellante heeft in hoger beroep medische stukken overgelegd. Deze stukken bevatten geen nieuwe informatie op grond waarvan een ander oordeel moet worden genomen.
4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. Dat houdt in dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2019.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) D.S. Barthel
lh