ECLI:NL:CRVB:2019:1332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor huishoudelijke ondersteuning op basis van medische adviezen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning ongegrond heeft verklaard. Appellante, geboren in 1972, heeft pijnklachten aan haar rechterschouder en rug en heeft op 30 mei 2016 een aanvraag ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 15 juni 2016 afgewezen, waarna appellante bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard op 27 februari 2017, waarbij het zich baseerde op een medisch advies van B.O. Grunefeld. Dit advies concludeerde dat appellante, ondanks haar klachten, in staat is om het huishouden zelf te doen, mits dit in een rustig tempo en verdeeld over de week gebeurt.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch advies van Grunefeld als zorgvuldig en betrouwbaar heeft beoordeeld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door haar lichamelijke klachten wel hulp nodig heeft en heeft nieuwe medische stukken overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat deze nieuwe informatie geen aanleiding geeft om het eerdere oordeel te herzien. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat het college zich terecht heeft gebaseerd op het medisch advies van Grunefeld, dat zorgvuldig tot stand is gekomen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 april 2019.