ECLI:NL:CRVB:2019:1335

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
18-2001 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die als gevolg van een auto-ongeval in 2003 een blijvende loopbeperking heeft, had een aanvraag ingediend voor de verlenging van haar gehandicaptenparkeerkaart (GPK). Het college van burgemeester en wethouders van Hoorn heeft deze aanvraag op 5 december 2016 afgewezen, waarna appellante bezwaar heeft gemaakt. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een besluit van 4 mei 2017, gebaseerd op medische adviezen van Treve Advies.

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij de medische adviezen van Treve als objectief en inzichtelijk beschouwde. De adviezen concludeerden dat appellante, ondanks haar loopbeperking, in staat was om zelfstandig meer dan 100 meter te lopen met gebruik van loophulpmiddelen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet in staat is om deze afstand aaneengesloten te lopen en dat het college eerder wel een GPK aan haar had verstrekt.

De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de afwijzing van de aanvraag door het college gerechtvaardigd was. De medische adviezen zijn zorgvuldig opgesteld en er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden die de eerdere conclusies van de medisch adviseurs ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.2001 BABW

Datum uitspraak: 17 april 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
5 april 2018, 17/2529 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2019. Appellante is niet verschenen. Het college is vertegenwoordigd door mr. S.E.J.M. Bogaarts.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1982, heeft als gevolg van een auto-ongeval in 2003 een blijvende loopbeperking. Appellante beschikte tot en met 24 november 2016 over een gehandicaptenparkeerkaart (GPK), type bestuurder. Op 13 oktober 2016 heeft appellante bij het college een verlenging van de GPK aangevraagd.
1.2.
Het college heeft in een besluit van 5 december 2016 de aanvraag afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het college heeft in een besluit van 4 mei 2017 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op de medische adviezen van Treve Advies (Treve) van 18 november 2016 en 13 april 2017. In deze adviezen is geconcludeerd dat appellante een loopbeperking heeft, maar dat zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid in staat wordt geacht om zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te lopen. Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in 1.2 genoemde adviezen en het in beroep overgelegde aanvullende advies van Treve van 26 oktober 2017 op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze opgesteld. De medisch adviseurs hebben zich gebaseerd op de medische situatie van appellante en op de door haar gegeven informatie. Uit de medische adviezen volgt onder meer dat appellante heeft verteld dat zij wekelijks bij de sportschool komt en dat zij daar ongeveer zes minuten op de loopband loopt. Wat appellante heeft aangevoerd en aan stukken heeft overgelegd, geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de adviezen van Treve. De omstandigheid dat in het verleden wel een GPK aan appellante is verstrekt, betekent niet dat het college dat opnieuw moet doen, aangezien op grond van nieuwe medische adviezen is gebleken dat zij niet langer voldoet aan de criteria om daarvoor in aanmerking te komen.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat zij niet in staat is om
100 meter aaneengesloten te lopen. Daarnaast heeft het college eerder wel een GPK aan haar verstrekt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
4.2.
Deze regeling is de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling). Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling kunnen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen.
4.3.
Partijen zijn het erover eens dat appellante een blijvende loopbeperking heeft. Zij zijn het er niet over eens of appellante – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te lopen.
4.4.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het college de aanvraag van appellante om een GPK heeft kunnen afwijzen op grond van de medische adviezen van Treve. Uit deze adviezen blijkt dat tweemaal een huisbezoek is afgelegd, dat de medisch adviseurs de opgevraagde medische stukken in de beoordeling hebben betrokken en dat appellante zelf heeft verteld dat zij in de sportschool wekelijks zes minuten op de loopband wandelt. De medisch adviseurs hebben op grond daarvan, afzonderlijk van elkaar, geconcludeerd dat appellante (ook buitenshuis) – eventueel met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in staat is om zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te lopen.
4.5.
Wat appellante heeft verklaard en aan stukken heeft overgelegd, geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de medisch adviseurs. Uit deze stukken blijkt namelijk niet dat appellante niet in staat zou zijn om zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te lopen. Daarnaast kan appellante aan de omstandigheid dat zij in het verleden wel een GPK heeft gekregen, niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat deze nu ook moet worden verstrekt.
4.6.
Uit wat is overwogen in 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2019.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) D.S. Barthel
lh