Uitspraak
18.806 PW
OVERWEGINGEN
geen bezwaar gemaakt
.
.
Centrale Raad van Beroep
Op 2 april 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan appellant, die sinds 24 april 2015 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had appellant de verplichting opgelegd om zich in te schrijven op zijn uitkeringsadres, maar appellant voldeed hier niet aan. In november 2016 meldde appellant dat hij een kamer huurde bij mevrouw X, maar hij weigerde zich op dat adres in te schrijven in de basisregistratie personen (BRP). Het college verzocht appellant herhaaldelijk om bewijs van inschrijving, maar hij reageerde niet op deze verzoeken.
Uiteindelijk heeft het college op 19 april 2017 het recht op bijstand van appellant opgeschort, omdat hij de gevraagde stukken niet had ingeleverd. Na bezwaar werd de bijstand per 1 april 2017 ingetrokken. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant zich verzet tegen de intrekking van de bijstand. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, lid 4 van de PW, omdat appellant niet de gevraagde gegevens had verstrekt. De Raad bevestigde dat controleerbare gegevens over de feitelijke woon- en verblijfplaats essentieel zijn voor het recht op bijstand, ook voor daklozen. De Raad concludeerde dat appellant verweten kon worden dat hij niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.