ECLI:NL:CRVB:2019:1379
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag wegens onvoldoende inspanning voor goedkopere woonruimte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die gehuwd is met [X], had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag ingevolge de Participatiewet (PW) na een inkomensachteruitgang. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat er volgens hen geen sprake was van noodzakelijke kosten voortvloeiende uit bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelde dat de appellant vanaf eind september 2015 op de hoogte was van de mogelijke inkomensdaling en dat hij onvoldoende inspanningen had geleverd om goedkopere woonruimte te vinden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de appellant gegrond had verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had gelaten. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk had geprobeerd om een goedkopere huurwoning te bemachtigen, en dat de daling van zijn inkomen niet onvoorzienbaar was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de bijstandsontvanger om zelf actie te ondernemen in het vinden van passende woonruimte.