ECLI:NL:CRVB:2019:139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep studiefinanciering en termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die haar studiefinanciering had geweigerd op basis van de nationaliteitseis. De minister had in eerdere besluiten, gedateerd 7 en 10 december 2015, bepaald dat appellante geen recht had op studiefinanciering. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad oordeelde dat de minister met een besluit van 8 maart 2016 ook had beslist op het bezwaar tegen het besluit van 7 december 2015, en dat appellante had moeten begrijpen dat dit besluit ook betrekking had op haar situatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een kostenvergoeding in bezwaar. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met P.B. van Onzenoort als griffier.