ECLI:NL:CRVB:2019:140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het geschil betreft de vraag of de functie van machinebediende inpak-/verpakkingsmachine terecht aan de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) ten grondslag is gelegd. Appellante, die eerder als pedagogisch medewerker werkzaam was, heeft zich ziek gemeld met hoofdpijn en gewrichtspijn. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat zij belastbaar is met inachtneming van bepaalde beperkingen. Het Uwv heeft vervolgens besloten dat appellante geen recht meer heeft op ziekengeld omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij de centrale vraag was of de belasting in de functie van machinebediende de voor appellante geldende belastbaarheid overschrijdt. De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van de verzekeringsartsen heeft onderschreven, en dat zij een hyperventilatieaanval niet aankan, waardoor zij in gevaar kan komen bij het uitvoeren van de functie.
De Raad heeft in zijn beoordeling overwogen dat appellante in staat is om te anticiperen op een aanval en dat zij zelf kan besluiten om bepaalde handelingen niet uit te voeren. De Raad concludeert dat de functie van machinebediende inpak-/verpakkingsmachine terecht aan de EZWb ten grondslag is gelegd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.