Uitspraak
18.3667 BABW
Namens appellante heeft mr. B.C.F. Kramer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) voor een passagier aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op medische adviezen van de GGD, waaruit bleek dat appellante niet continu afhankelijk was van begeleiding. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit na een herbeoordeling van de medische adviezen.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 20 maart 2019 werd appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. B.C.F. Kramer, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. H. Verhaar. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de aanvraagdatum van de GPK op 10 augustus 2015 en de afwijzing op 15 september 2015.
De Raad concludeerde dat het college op basis van de medische adviezen van de GGD terecht had vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarde van continuïteit van begeleiding voor het verkrijgen van een GPK. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.