ECLI:NL:CRVB:2019:1502
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na verzekeringsgeneeskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zich ziek had gemeld met fysieke en psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering door het Uwv. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had vastgesteld dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat appellant zwaardere beperkingen had dan vastgesteld. De Raad bevestigde dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen medisch geschikt waren voor appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.