ECLI:NL:CRVB:2019:1513
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geschiktheid voor arbeid en ziekengeld op basis van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die in deeltijd werkzaam was als helpende zorg, had zich ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante niet meer recht had op ziekengeld omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank had eerder de beroepen van appellante tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante. Ook het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel werd verworpen. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slagen en bevestigde de aangevallen uitspraken.