ECLI:NL:CRVB:2019:1547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand inrichtingskosten wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden en noodzaak verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.A. Faber, hadden een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor inrichtingskosten na een verhuizing naar een ongemeubileerd appartement. De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, omdat de kosten niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten op 7 juni 2016 een aanvraag voor bijzondere bijstand hebben ingediend, maar dat de kosten voortvloeiden uit een eigen keuze van de appellanten om te verhuizen naar een ongemeubileerd appartement, terwijl zij eerder in een gemeubileerd appartement woonden. De Raad heeft geoordeeld dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de noodzaak van de verhuizing naar het ongemeubileerde appartement rechtvaardigden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.