ECLI:NL:CRVB:2019:1576
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering en geschiktheid voor WIA-functies met schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.C.F. Kramer, had hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van zijn ZW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant geschikt was voor ten minste één van de eerder geselecteerde WIA-functies. Appellant betwistte de juistheid van deze beoordeling en voerde aan dat zijn medische situatie, waaronder chronische keelklachten, niet correct was ingeschat.
De Raad oordeelde dat de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderbouwd waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor de functies van soldering operator en soldeerder. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toe. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase met bijna zes maanden was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,- aan appellant. Daarnaast werd de Staat veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 512,- en het griffierecht van € 124,- werd vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rechten van verzekerden op schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in rechtsprocedures.