ECLI:NL:CRVB:2019:1577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant, die zich ziek had gemeld vanuit een uitkeringssituatie op grond van de Werkloosheidswet, had recht op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling werd zijn recht op ziekengeld voortgezet, maar na een toetsing in het tweede ziektejaar concludeerde het Uwv dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Dit leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van het medisch oordeel te twijfelen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat het medisch onderzoek onvoldoende was en dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant en dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak bevestigt dat de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel heeft bekrachtigd, waarbij de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant rechtmatig werd geacht. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.