ECLI:NL:CRVB:2019:1585
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om hogere WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn verzoek om een hogere WAO-uitkering had afgewezen. Appellant, die sinds 1991 recht heeft op een WAO-uitkering, heeft in 2015 verzocht om een hogere uitkering vanwege toegenomen gezondheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft dit verzoek afgewezen, en de rechtbank heeft deze afwijzing in een eerdere uitspraak bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van het hoger beroep als een herhaling van eerdere argumenten beschouwd en onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeert dat appellant al sinds 1991 volledig arbeidsongeschikt is en dat er geen nieuwe gronden zijn aangevoerd die een herbeoordeling van de uitkering rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.