ECLI:NL:CRVB:2019:1586
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van WIA-uitkering en beëindiging van ZW-uitkering
Op 9 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van haar WIA-uitkering en de beëindiging van haar ZW-uitkering. De Raad oordeelde dat de WIA-uitkering terecht was geweigerd, omdat appellante per 11 mei 2015 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was geacht. De medische grondslag van deze beslissing werd niet betwijfeld, en de functies die aan appellante waren voorgehouden, werden als passend beoordeeld. Daarnaast werd de beëindiging van de ZW-uitkering per 22 februari 2016 bevestigd, omdat appellante ook voor deze datum geschikt werd geacht voor de eerder geselecteerde WIA-functies. De rechtbank Limburg had eerder de beroepen van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep volgde dit oordeel. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische oordelen die aan de bestreden besluiten ten grondslag lagen. De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, met M.A.A. Traousis als griffier.