Uitspraak
17.3374 WIA
29 maart 2017, 16/4398 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 8 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die als inbouwinstallateur werkzaam was, had zich op 27 augustus 2012 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Hij ontving een loongerelateerde uitkering op basis van de WGA, maar zijn uitkering werd per 18 mei 2016 verlaagd na een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, die was vastgesteld op 52,61%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden en dat zijn beperkingen waren onderschat.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het onderzoek niet onzorgvuldig was geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek had hoeven verrichten, aangezien de primaire verzekeringsarts appellant wel had onderzocht. De Raad concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 52,61% terecht was vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de aangevallen uitspraak te vernietigen.
De Raad oordeelde dat appellant zijn gronden niet had onderbouwd met medische informatie en dat de geselecteerde functies niet verder besproken hoefden te worden. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.