ECLI:NL:CRVB:2019:165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellant met eczeemklachten in het kader van de Wajong 2010
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, geboren in 1990, had een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) vanwege ernstige eczeemklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn aanvraag afgewezen, omdat appellant in staat werd geacht om meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen door zowel lichamelijke als psychische klachten niet goed waren ingeschat.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep werd deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de deskundige rapporten, die de beperkingen van appellant in verband met zijn eczeem en psychische problematiek onderzochten, zorgvuldig en consistent waren. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant, ondanks zijn klachten. De Raad concludeerde dat er geen reden was om een onafhankelijke verzekeringsarts als deskundige te benoemen, en dat de argumenten van appellant in hoger beroep niet voldoende waren om de eerdere oordelen te weerleggen.
De Raad oordeelde verder dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De totale proceskosten werden begroot op € 2.560,-, en het Uwv werd ook verplicht om het griffierecht van appellant te vergoeden.