ECLI:NL:CRVB:2019:1684
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv inzake haar WIA-uitkering. Appellante, die sinds 2006 ziek is door de gevolgen van een hartinfarct, heeft in 2008 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. In 2014 heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheid herzien naar 48%, wat appellante niet accepteerde. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De ingeschakelde deskundige, prof. dr. J.W. Deckers, concludeerde dat de beperkingen van appellante zijn onderschat en dat deze duurzaam zijn. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit op een onjuiste medische grondslag berustte, waardoor het hoger beroep slaagde. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en droeg het Uwv op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de vastgestelde beperkingen. Tevens werd de Staat veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en werden de proceskosten vergoed.