ECLI:NL:CRVB:2019:1688
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en belastbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 18 oktober 2010 ziek meldde met rugklachten en later ook psychische klachten ontwikkelde, was van mening dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat zijn psychische beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek als zorgvuldig beschouwde en geen twijfels had over de medische beoordeling van het Uwv.
De Raad heeft een deskundige ingeschakeld die de gezondheidstoestand van appellant heeft onderzocht. Deze deskundige concludeerde dat de belastbaarheid van appellant correct was vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat appellant in staat was om ten minste acht uur per dag en veertig uur per week te werken. De Raad oordeelde dat de conclusies van de deskundige overtuigend waren en dat er geen aanwijzingen waren dat de artsen van het Uwv onvoldoende rekening hadden gehouden met de klachten van appellant, waaronder diabetes mellitus type II en chronische rugpijn.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellant medisch geschikt was voor de functies die aan de schatting ten grondslag lagen. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.