ECLI:NL:CRVB:2019:1694
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering besluit herziening sociale zekerheidsuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 maart 2018, waarin het beroep van appellant tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen om een besluit te nemen op zijn verzoek om herziening van een sociale zekerheidsuitkering, niet-ontvankelijk is verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 mei 2019 uitspraak gedaan. De kern van het geschil betreft de vraag of de brief van het college van 12 juli 2016 moet worden aangemerkt als een schriftelijke weigering om te beslissen op het verzoek van appellant van 9 juni 2016. De Raad overweegt dat ingevolge artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een schriftelijke weigering om een besluit te nemen gelijkgesteld wordt met een besluit. Dit betekent dat appellant eerst bezwaar had moeten maken tegen deze weigering voordat hij beroep kon instellen.
De Raad concludeert dat de brief van 12 juli 2016 niet kan worden aangemerkt als een afwijzing van het verzoek van appellant, maar dat deze wel impliciet aangeeft dat er geen beslissing op het verzoek zal volgen. Hierdoor is de brief te beschouwen als een schriftelijke weigering om een besluit te nemen, waartegen bezwaar gemaakt had moeten worden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de beslissing is uitgesproken in het openbaar.