ECLI:NL:CRVB:2019:1720

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
17-7841 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning individuele inkomenstoeslag en proceskostenvergoeding in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellant voor een individuele inkomenstoeslag. Appellant was gehuwd op het moment van de aanvraag en kort daarna werd er een dochter geboren. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft aanvankelijk een toeslag toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder, ter hoogte van € 470,-. Na bezwaar heeft het college het besluit ingetrokken en een toeslag toegekend naar de norm voor gehuwden, zonder ten laste komende kinderen, van € 600,-. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van het college niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, maar slechts voor een bedrag van € 495,-.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het verbod van reformatio in peius, omdat de dochter niet meer werd meegeteld bij de toekenning van de toeslag. De Raad heeft deze grond verworpen, omdat het resultaat van de besluitvorming niet nadelig was; appellant ontving immers een hogere toeslag na bezwaar. Daarnaast heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte maar één punt voor het bijwonen van de zitting heeft toegekend. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank twee punten had moeten toekennen en heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

De Raad heeft het college veroordeeld tot een bedrag van € 1.024,- in beroep en eveneens € 1.024,- in hoger beroep, en heeft bepaald dat het college het door appellant betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.7841 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 november 2017, 17/4246 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
Datum uitspraak: 14 mei 2019
Zitting heeft: P.W. van Straalen als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: A.M. Pasmans
Namens appellant is verschenen drs. F. el Idrissi. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door D.L. Zwart.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor wat betreft de proceskostenveroordeling;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van in totaal
  • bepaalt dat het college het door appellant betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag. Op het moment van de aanvraag was appellant gehuwd. Kort na de aanvraag is uit dat huwelijk een dochter geboren. Het college heeft de toeslag aanvankelijk toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder tot een bedrag van € 470,-. Het bezwaar daartegen heeft het college ongegrond verklaard. In beroep heeft het college dat besluit bij het nu bestreden besluit ingetrokken. Bij het bestreden besluit heeft het college een toeslag toegekend naar de norm voor gehuwden, zonder ten laste komende kinderen, zijnde een bedrag van € 600,-.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit waarbij het bezwaar ongegrond was verklaard niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In verband met het na beroep opnieuw beslissen op bezwaar heeft de rechtbank het college veroordeeld in de proceskosten van appellant. De rechtbank heeft een bedrag van € 495,- toegekend.
In hoger beroep voert appellant in de eerste plaats aan dat het bestreden besluit in strijd is met het verbod van reformatio in peius. Dat is volgens appellant het geval omdat in het bestreden besluit de dochter niet langer wordt meegeteld bij de toekenning van de toeslag.
Deze grond slaagt niet. De omstandigheid dat een element van de besluitvorming in bezwaar in voor de bezwaarde negatieve zin wordt bijgesteld, leidt op zich niet tot een verboden benadeling. Het gaat er volgens vaste rechtspraak om of het resultaat van die besluitvorming nadelig is. Dat is niet het geval. Appellant kreeg eerst € 470,- en na bezwaar € 600,-. De Raad ziet geen aanleiding van deze vaste rechtspraak af te wijken. Dit betekent dat van een verboden benadeling geen sprake is.
Appellant voert tot slot aan dat de rechtbank ook een punt voor het bijwonen van de zitting had moeten toekennen. Zijdens het college is ter zitting het standpunt ingenomen dat de rechtbank ten onrechte maar 1 punt heeft toegekend. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de rechtbank twee punten had moeten toekennen, zal de Raad de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover het de proceskostenveroordeling betreft. De Raad zal het college veroordelen tot een bedrag van € 1.024,- in beroep en bijgevolg ook in de kosten in hoger beroep, zijnde eveneens € 1.024,-. De Raad bepaalt tevens dat het college het door appellant betaalde griffierecht van € 124,- vergoedt.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.M. Pasmans (getekend) P.W. van Straalen