ECLI:NL:CRVB:2019:1721

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
17-7108 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand na opschorting wegens niet ingeleverde bankafschriften

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2017. De zaak betreft de intrekking van bijstand met ingang van 2 augustus 2017, na een eerdere opschorting van het recht op bijstand. De opschorting was het gevolg van het niet verschijnen van de appellant, die dakloos was, op een gesprek en het niet verstrekken van de door het college gevraagde gegevens, waaronder informatie over zijn verblijfplaatsen en bankafschriften. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de opschorting.

In hoger beroep werd uitsluitend de vraag beoordeeld of de intrekking van de bijstand met ingang van 2 augustus 2017 op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet stand kon houden. Appellant had meerdere keren de gelegenheid gekregen om de gevraagde gegevens te verstrekken, maar heeft dit nagelaten. Hij voerde aan dat hij eerder informatie had verstrekt over afgedragen loonbelasting en dat het college op de hoogte was van zijn dakloosheid. De Raad oordeelde echter dat het niet overleggen van bankafschriften, die essentieel zijn voor de verlening van bijstand, een verwijtbaar feit is. Het ontbreken van deze bankafschriften was voldoende om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

17.7108 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2017, 17/5242 en 17/5627 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 14 mei 2019
Zitting heeft: P.W. van Straalen als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: A.M. Pasmans
Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. van Golberdinge.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de intrekking van bijstand met ingang van 2 augustus 2017, na een eerdere opschorting van het recht op bijstand. Het college had het recht op bijstand opgeschort omdat appellant, die dakloos was, niet was verschenen op een gesprek en ook niet de door het college gevraagde gegevens had verstrekt, waaronder informatie over zijn verblijfplaatsen en bankafschriften.
Appellant heeft tegen de opschorting geen rechtsmiddelen aangewend. Ter beoordeling ligt in hoger beroep uitsluitend voor of de intrekking met ingang van 2 augustus 2017 op grond van art 54, vierde lid, van de Participatiewet stand kan houden.
Appellant is bij het opschortingsbesluit en ook daarna meerdere keren in de gelegenheid gesteld om alsnog de gevraagde gegevens te verstrekken. Hij diende dit volgens de laatste hersteltermijn uiterlijk op 2 augustus 2017 te doen.
Appellant voert aan dat hij eerder in het jaar al informatie met betrekking tot afgedragen loonbelasting had verstrekt en dat het college op de hoogte was van het feit dat hij dakloos was.
Deze grond gaat eraan voorbij dat appellant niet zijn bankafschriften heeft overgelegd. Bankafschriften zijn van belang voor de verlening van bijstand. Appellant kan een verwijt worden gemaakt van het niet verstrekken daarvan. Omdat alleen al het ontbreken van de bankafschriften maakt dat het besluit tot intrekking van de bijstand stand kan houden, behoeven de overige gronden geen bespreking.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd. Om die reden is er ook geen reden voor een kostenveroordeling.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.M. Pasmans (getekend) P.W. van Straalen