ECLI:NL:CRVB:2019:1726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische belastbaarheid en geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 8 april 2013 ziek had gemeld als verkoopmedewerkster. De aanvraag voor de WIA-uitkering werd op 22 december 2014 ingediend, maar het Uwv stelde de behandeling uit vanwege een loonsanctie aan de werkgever van appellante. Uiteindelijk weigerde het Uwv de uitkering op 11 april 2016, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar hiertegen werd ongegrond verklaard op 14 september 2016.
De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had appellante onderzocht en informatie van haar behandelaars meegewogen. Appellante voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten, zoals vastgesteld door psychiater L.J.M. Bosveld-van Haandel. Ook stelde zij dat de objectiviteit van de verzekeringsarts in twijfel moest worden getrokken, omdat deze eerder betrokken was bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen van haar werkgever.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante, en dat de informatie van de psychiater en de medisch adviseur niet leidde tot een andere conclusie. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om benoeming van een medisch deskundige af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit.