ECLI:NL:CRVB:2019:1800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar door Uwv inzake arbeidsongeschiktheid na zwangerschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de niet-ontvankelijk verklaring van een bezwaar. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een brief van het Uwv van 16 november 2017, waarin werd meegedeeld dat zij niet meer arbeidsongeschikt werd geacht ten gevolge van zwangerschap en bevalling. Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend, zonder dat er sprake zou zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het Uwv ten onrechte had vastgesteld dat de brief van 16 november 2017 een besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat het bezwaar van appellante tegen deze brief ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellante te nemen.
Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.536,-, en moet het Uwv het griffierecht van in totaal € 172,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.