Uitspraak
17.3178 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om een veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als boxmedewerker werkzaam was, was sinds 29 juni 2009 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 68,15%, wat betekende dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt was en daarom niet in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging hiertegen in hoger beroep.
De Raad beoordeelde de argumenten van appellant, die stelde dat de rapporten van het Uwv niet voldoende waren en dat zijn klachten onvoldoende waren meegewogen. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen van appellant terecht waren. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellant, rekening houdend met zijn beperkingen, in staat was om de geselecteerde functies uit te oefenen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij de vaststelling van arbeidsongeschiktheid en de criteria voor het toekennen van WIA-uitkeringen. De Raad concludeerde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op 1 mei 2016 correct had vastgesteld en dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering.