Uitspraak
17.3535 WIA
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die als internationaal vrachtwagenchauffeur heeft gewerkt, heeft zich in 2010 ziek gemeld vanwege neurologische klachten en andere fysieke beperkingen. Het Uwv heeft in eerdere besluiten de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 100%, maar later verlaagd naar 44,27% en vervolgens naar 35 tot 45% voor de WGA-vervolguitkering. Appellant is van mening dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die aanleiding geven tot een ander oordeel en dat de arbeidsdeskundige de geselecteerde functies adequaat heeft gemotiveerd. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant en bevestigt de eerdere uitspraak.