ECLI:NL:CRVB:2019:1971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking WGA-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante met psychische klachten
Op 19 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WGA-uitkering door het Uwv. Appellante, die zich in 2011 ziek meldde met psychische klachten, had aanvankelijk een WGA-uitkering ontvangen, maar deze werd in 2015 ingetrokken omdat het Uwv oordeelde dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante voerde aan dat haar belastbaarheid door het Uwv was onderschat en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, niet geschikt waren voor haar. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
Tijdens de zitting op 8 mei 2019 heeft appellante haar standpunten herhaald, ondersteund door medische stukken van haar psychiater en een pijnspecialist. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct had weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 april 2015. De Raad oordeelde dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante, en dat de rechtbank de eerdere beslissing terecht had onderschreven. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken van appellante af.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om nieuwe medische informatie te overleggen die relevant is voor de beoordeling van hun arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv en dat de intrekking van de WGA-uitkering terecht was.