ECLI:NL:CRVB:2019:1972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand wegens dubbele uitbetaling en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellanten ontvingen vanaf 1 december 2010 bijstand, maar deze werd op 13 juni 2014 ingetrokken omdat zij geen melding hadden gemaakt van werkzaamheden. Het college heeft later een bedrag van € 8.004,26 aan appellanten uitbetaald, wat een administratieve vergissing bleek te zijn, aangezien dit bedrag al eerder was uitbetaald. Het college vorderde dit bedrag terug op grond van artikel 58, lid 2, aanhef en onder e, van de PW, omdat appellanten redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij geen recht hadden op deze betaling. De rechtbank verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, waarna zij in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellanten niet konden aannemen dat zij recht hadden op het bedrag, aangezien zij al eerder bijstand over de betreffende periode hadden ontvangen. Bovendien was het bedrag dat zij ontvingen onterecht en het college had het recht om dit terug te vorderen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door het college. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van appellanten werd afgewezen.