ECLI:NL:CRVB:2019:2042
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag terugvordering voorschot bijstandsverlening en bewijs woonadres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn aanvraag om bijstand op basis van de Participatiewet werd afgewezen. Appellant ontving tot 5 februari 2018 bijstand op het adres van zijn ouders, maar diende op 28 februari 2018 een aanvraag in voor bijstand met een ander adres als woonadres. Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet aannemelijk kon maken dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het aan appellant is om aan te tonen dat hij in de beoordelingsperiode zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De onderzoeksbevindingen, waaronder een verklaring van appellant zelf, wijzen erop dat hij nog bij zijn ouders woonde en dat de woning op het opgegeven adres niet was ingericht. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij op het opgegeven adres woonde, en dat de terugvordering van het voorschot op basis van de afgewezen aanvraag terecht is. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskostenveroordelingen opgelegd.