ECLI:NL:CRVB:2019:2164
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van zorgvuldig medisch onderzoek en gewijzigde belastbaarheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 30 maart 2009 ziek meldde met hartklachten en later psychische klachten ontwikkelde, had eerder al een WIA-uitkering aangevraagd die was geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, die het Uwv had opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, bleef het Uwv bij zijn standpunt dat de beperkingen van appellant niet waren toegenomen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende medische gegevens had om de belastbaarheid van appellant te beoordelen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren tegen het medisch onderzoek, maar de Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de psychische klachten van appellant correct had beoordeeld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 oktober 2016. De Raad concludeerde dat de door appellant ingebrachte rapporten en medische informatie geen nieuwe inzichten boden die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.