ECLI:NL:CRVB:2019:2195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E. Dijt
- C.I. Heijkoop
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het WIA-dagloon en de referteperiode door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die als huishoudelijke hulp werkte, had zich ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv had appellant een IVA-uitkering toegekend, berekend naar een dagloon van € 59,68, wat appellant betwistte. Hij stelde dat het dagloon te laag was en dat de inkomensgegevens van zijn werkgever niet correct waren meegenomen in de berekening.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv de referteperiode juist had vastgesteld en dat de dagloonberekening op goede gronden was uitgevoerd. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden bevatten. De Raad concludeerde dat het Uwv correct had gehandeld door de inkomsten van de werkgever, genoten tijdens de referteperiode, mee te nemen in de berekening van het dagloon.
De uitspraak benadrukt het belang van de referteperiode en de juiste toepassing van de wet- en regelgeving met betrekking tot de berekening van het WIA-dagloon. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.