ECLI:NL:CRVB:2019:2207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering AIO-aanvulling wegens niet gemeld vermogen in Turkije en de rechtmatigheid van bewijsgaring
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellante, die samen met haar overleden echtgenoot bijstand ontving van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft de AIO-aanvulling ingetrokken op basis van de bevindingen van een onderzoek naar mogelijk vermogen in Turkije, waar appellante en haar echtgenoot regelmatig verbleven. De Svb had om Kimlik-nummers gevraagd, maar deze werden niet overgelegd, wat leidde tot de afwijzing van hun aanvraag voor de AIO-aanvulling. De Raad voor de Rechtspraak heeft in hoger beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. Appellante stelde dat de Svb niet bevoegd was om onderzoek in Turkije te verrichten zonder toestemming van de Turkse autoriteiten, en dat dit in strijd was met de privacywetgeving en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad oordeelde echter dat er geen regels zijn die vereisen dat bewijs verkregen door Nederlandse bestuursorganen naar Turks recht rechtmatig moet zijn. De Raad bevestigde dat de inbreuk op het privéleven gerechtvaardigd was en dat de beroepsgronden van appellante niet slagen. De uitspraak werd gedaan op 11 juni 2019.