ECLI:NL:CRVB:2019:2246
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die haar beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond verklaarde. Appellante, die als schoonmaakster werkte, meldde zich ziek met zwangerschap gerelateerde klachten en later met gewrichts- en pijnklachten. Na een medisch onderzoek door het Uwv, werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen te twijfelen. Appellante herhaalde in hoger beroep haar standpunt dat haar beperkingen waren onderschat en dat de artsen van het Uwv verouderde medische informatie hadden gebruikt. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies en dat het onderzoek door de verzekeringsarts adequaat was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.