ECLI:NL:CRVB:2019:2333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Amsterdam inzake toekenning bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het betreft een nader besluit na een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het college was opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant tegen een eerder besluit. De appellant had bijstand aangevraagd voor de periode van 18 mei 2016 tot 17 september 2016, maar het college had hem slechts bijstand toegekend tot 17 september 2016, omdat hij vanaf die datum aan het werk was gegaan.
De appellant heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij in september en oktober 2016 niet had gewerkt en aanspraak maakte op bijstand tot 1 november 2016. De Raad overweegt dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager rust. De appellant heeft tijdens de zitting verklaard dat hij op 17 september 2016 is gaan werken, wat zijn aanspraak op bijstand tot die datum verklaart. De Raad oordeelt dat de appellant zijn stelling dat hij in september en oktober 2016 geen inkomen heeft gehad, niet met verifieerbare gegevens heeft onderbouwd.
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond, omdat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd. De griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de uitspraak ondertekend.