In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv. Appellant, die sinds 1997 werkzaam was als op- en overslagmedewerker, is op 23 april 2013 uitgevallen. Na een aanvraag voor een deskundigenoordeel concludeerde een arbeidsdeskundige dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever niet geheel voldoende waren. De werkgever heeft echter later re-integratie-inspanningen verricht, waaronder het inschakelen van een re-integratiebedrijf. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv dat de re-integratie-inspanningen voldoende waren, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat de re-integratie-inspanningen onvoldoende waren en verzoekt hij om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever adequaat zijn geweest en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- die door de Staat moet worden betaald.