ECLI:NL:CRVB:2019:2391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar herzag dit besluit later, wat leidde tot een geschil over de mate van arbeidsongeschiktheid. Verzoekster heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat zij in financiële nood verkeert door de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de vereisten van formele en materiële connexiteit, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Het verzoek om een voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit was tussen de gevorderde voorziening en het in de bodemprocedure voorliggende geschil. De Raad heeft geoordeeld dat de besluiten van het Uwv zelfstandige beoordelingen omvatten die niet konden worden meegenomen in de beoordeling van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn niet toegewezen.