ECLI:NL:CRVB:2019:2400
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die zich op 9 maart 2016 ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Na een medisch onderzoek door een arts van het Uwv op 3 oktober 2016, werd vastgesteld dat appellant per 10 oktober 2016 geen recht meer had op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Dit besluit werd door het Uwv in een later stadium bevestigd, maar appellant ging hiertegen in beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van deze artsen te twijfelen. Appellant had een rapport van een bedrijfsarts ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit rapport onvoldoende onderbouwd was en geen aanleiding gaf om het medisch oordeel van het Uwv in twijfel te trekken.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn klachten en stelde hij dat er ten onrechte geen arbeidskundig onderzoek had plaatsgevonden. Het Uwv vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen. Het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.