In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, verzocht om ontheffing van de sollicitatieverplichting vanwege haar medische situatie. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had dit verzoek afgewezen, omdat zij geen wezenlijke wijziging in de gezondheidssituatie van appellante constateerde. Appellante had eerder ontheffingen ontvangen, maar het college oordeelde dat zij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was.
De Raad heeft de medische rapporten van Aob Compaz en Trivium Plus in overweging genomen, waaruit bleek dat appellante beperkingen had, maar ook mogelijkheden voor arbeid. De medisch adviseur concludeerde dat appellante fysiek beperkt was, maar nog steeds in staat was om enkele uren per week te werken. De Raad oordeelde dat de verplichtingen van de Participatiewet op appellante van toepassing waren en dat het college slechts tijdelijk ontheffing kon verlenen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in de proceskosten van appellante moest worden veroordeeld. De totale kosten voor rechtsbijstand werden vastgesteld op € 2.048,-, en het college werd ook verplicht om het griffierecht van € 170,- te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van medische gegevens bij besluiten over arbeidsverplichtingen.