ECLI:NL:CRVB:2019:243
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand na schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 maart 2017. De appellant, die bijstand ontving, had zijn bijstandsuitkering zien intrekken door het college van burgemeester en wethouders van Ede. De intrekking vond plaats met ingang van 15 december 2015, omdat de appellant na een eerdere opschorting geen gehoor had gegeven aan de geboden herstelmogelijkheid. Tevens werd de bijstand over de periode van 1 september 2013 tot en met 14 december 2015 ingetrokken, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. Het college vorderde daarnaast ten onrechte verleende bijstand van € 37.633,59 terug van de appellant.
De appellant voerde aan dat het onderzoek dat aan de besluitvorming ten grondslag lag onrechtmatig was, omdat het gebaseerd was op een politietip. De Raad oordeelde echter dat het college op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet te allen tijde de bevoegdheid heeft om onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens. De enkele melding van de politie, die de aanleiding vormde voor het onderzoek, doet aan deze bevoegdheid niet af. De beroepsgrond van de appellant werd dan ook verworpen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en de voorzitter de beslissing ondertekenden.