Uitspraak
17 3120 PW, 17/3121 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had zich op 6 mei 2015 gemeld voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had op 13 mei 2015 een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft appellant bij besluit van 28 mei 2015 meegedeeld dat hij met ingang van 1 juni 2015 zou starten met een traject bij het Werkleerbedrijf Eindhoven. Later, op 24 augustus 2015, heeft het college bijstand toegekend, maar deze bijstand werd met 80% verlaagd omdat appellant niet op afspraken was verschenen.
In de daaropvolgende maanden heeft het college appellant verzocht om afschriften van zijn bankrekeningen, maar appellant heeft deze niet verstrekt. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstand per 6 mei 2015 en een terugvordering van de gemaakte kosten. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door geen gegevens over zijn bankrekeningen te verstrekken, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand terecht was en dat de terugvordering ook gegrond was. Appellant had geen zelfstandige gronden aangevoerd tegen de terugvordering. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de maatregel.