ECLI:NL:CRVB:2019:2562

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
18/5408 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de buiten behandeling stelling van een aanvraag om een WIA-uitkering

Op 1 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had aangevraagd. Appellant, die in Marokko woont, stelde dat hij in Nederland had gewerkt en ziek was geworden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag van appellant op 21 november 2017 buiten behandeling gesteld, omdat appellant niet voldeed aan de vereiste voorschriften. Appellant had slechts een beperkt aantal documenten overgelegd en stelde dat hij de overige documenten was kwijtgeraakt tijdens zijn verhuizing naar Marokko.

De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 31 augustus 2018 het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om de aanvraag te beoordelen en dat appellant de gelegenheid had gekregen om zijn aanvraag aan te vullen. De rechtbank concludeerde dat het voor risico van appellant kwam dat hij niet over de gevraagde documenten beschikte.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het Uwv vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de aanvraag buiten behandeling had gelaten, omdat appellant onvoldoende gegevens had overgelegd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

18.5408 WAO

Datum uitspraak: 1 augustus 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2018, 18/2751 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2019. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft bij brief van 28 augustus 2017 een uitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd. Hij stelt in Nederland te hebben gewerkt en toen ziek te zijn geworden. Het Uwv heeft appellant bij brief van 12 september 2017 verzocht kopieën van documenten toe zenden, waaronder een identiteitsbewijs, bewijs van afgifte van BSN-/Sofinummer, arbeidsovereenkomsten, loonspecificaties, jaaropgaven en medische rapporten. Appellant heeft slechts een kopie van bewijs van inschrijving bij de Stichting Regionaal Ziekenfonds Midden-Nederland van 31 augustus 1992 overgelegd. Appellant stelt dat hij alle andere documenten is kwijtgeraakt toen hij van Nederland naar Marokko verhuisde.
1.2.
Bij besluit van 21 november 2017 heeft het Uwv de aanvraag van appellant buiten behandeling gesteld op de grond dat appellant niet heeft voldaan aan de geldende voorschriften om de aanvraag in behandeling te nemen.
1.3.
Bij besluit van 2 maart 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2017 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat op grond van artikel 4:2, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, verschaft. Op grond van artikel 4:5, eerste lid en onder c, van de Awb kan een bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om tot behandeling en beoordeling over te gaan en dat appellant een termijn is geboden om de aanvraag compleet te maken. Dat appellant niet over de gevraagde documenten beschikt, komt voor zijn rekening en risico. De WAO-aanvraag is terecht buiten behandeling gelaten.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij in Nederland heeft gewerkt en ziek is geworden. Hij stelt recht te hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
3.2.
Het Uwv heeft gevraagd om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het Uwv terecht de aanvraag van appellant buiten behandeling heeft gelaten omdat appellant onvoldoende gegevens heeft overgelegd. Zonder deze gegevens kan het Uwv niet beoordelen of appellant recht heeft op de gevraagde WAO-uitkering. Appellant is in de gelegenheid gesteld om de benodigde stukken alsnog in te dienen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het voor rekening en risico van appellant komt dat hij kennelijk niet meer over de gevraagde gegevens beschikt. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden ingediend. De overwegingen in de aangevallen uitspraak worden volledig onderschreven.
5. Uit hetgeen is overwogen in 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van J. Smolders als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2019.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) J. Smolders

OS