ECLI:NL:CRVB:2019:2562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buiten behandeling stelling van een aanvraag om een WIA-uitkering
Op 1 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) had aangevraagd. Appellant, die in Marokko woont, stelde dat hij in Nederland had gewerkt en ziek was geworden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag van appellant op 21 november 2017 buiten behandeling gesteld, omdat appellant niet voldeed aan de vereiste voorschriften. Appellant had slechts een beperkt aantal documenten overgelegd en stelde dat hij de overige documenten was kwijtgeraakt tijdens zijn verhuizing naar Marokko.
De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 31 augustus 2018 het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om de aanvraag te beoordelen en dat appellant de gelegenheid had gekregen om zijn aanvraag aan te vullen. De rechtbank concludeerde dat het voor risico van appellant kwam dat hij niet over de gevraagde documenten beschikte.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het Uwv vroeg om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de aanvraag buiten behandeling had gelaten, omdat appellant onvoldoende gegevens had overgelegd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.