ECLI:NL:CRVB:2019:2595
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de geschiktheid van WIA-functies en de beëindiging van de Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewetuitkering van betrokkene, die zich ziek had gemeld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had betrokkene per 18 mei 2015 geschikt geacht voor bepaalde WIA-functies, maar de rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit van het Uwv onvoldoende zorgvuldig was voorbereid. De rechtbank oordeelde dat er twijfels bestonden over de medische geschiktheid van betrokkene, gebaseerd op informatie van de behandelend psychiater.
In hoger beroep heeft het Uwv de motivering van het bestreden besluit aangevuld en gesteld dat de rechtbank ten onrechte het beroep gegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige geraadpleegd en vastgesteld dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. De Raad concludeert dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat betrokkene medisch geschikt is voor de geselecteerde WIA-functies. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard, met veroordeling van het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep.